Vlam! Ik ga strijk. Negen wazige gezichten staren me aan. Steven? Steven? De vaderfiguur van de skimaatjes tikt tegen mijn wang. Ik ging niet eens zo snel, maar op een of andere manier ben ik met een ski in de diepsneeuw vastgeraakt en op een stalen lawinestaketsel gekatapulteerd. Hoofd vooruit. Mijn lange leven had ik zonder helm geskied. Ik zou wel gek zijn. Maar twee weken geleden, net voor we naar de bergen trokken, dacht ik, ik koop er een.
In de skibusiness staan ze op gebied van accessoires-met-stijl een pak verder dan in de hesjesbusiness voor fietsers, dus vond ik snel een gepast model, zelfs voor mijn dikke hoofd. Maar waarom ik een skihelm kocht? Geen flauw benul. ‘Ideetje.’ Welgeteld vier dagen heeft hij overleefd. Nu zit er een scheur in, van bijna tien centimeter. Mijn hoofd, mijn lijf? Niks, geen schram, perfect.
Bij thuiskomst vorige zondag stelde ik me dan inderdaad de vraag – of ik er misschien een zou aanschaffen voor op de fiets. Ik was nog niet helemaal bij zinnen van de klap, want het is natuurlijk niet echt fijn, zo’n verstikkende helm op je tater, midden in de zomer. Je helm mee op café – de gedachte alleen al. Maar alla. Minstens tien fietsenwinkels heb ik afgelopen. En oké als het daarbij bleef: een helm kopen. Maar je moet zo’n ding ook uitproberen. Zit hij wel goed? Met of zonder mondbakkes, ingebouwde oortjes? Het wordt snel zo’n truttig gehannes. Hoe komt een passpiegel in godsnaam in een fietsenwinkel terecht? Je hebt zelfs helmen met bijhorende fluorescerende regenmuts. Hoe verzinnen ze het: in zwart fluweel met een klep, voor jockeys, voor op hun ‘stalen ros’. Hellep!
Uiteindelijk heb ik er dan wel een gevonden die min of meer veilig leek, maar met mijn dikke kop, zie ik er toch altijd uit als zo’n dwaze formule 1-blaas. Op een fiets.
Column 4 voor de actie ’30 dagen autovrij’, een initiatief van Vlaanderen is Milieubewust.