Kut. Een lege paal. Het is te zeggen: een lege paal met een verfrommeld A4-tje errond getapet, zonder fiets. In Brussel rijdt de georganiseerde misdaad rond met pick-uptrucks en speciale hogedrukkniptangen. Alles wat los of vast hangt, laden die mannen op. Vorige zaterdag was het feest in het centrum, dus hang ik mijn fiets aan een paal, met een U-slot, for what it’s worth.
‘Votre vélo se trouve rue du Marché au Charbon nr. 30’ staat er op het A4-tje gekriebeld. Dat is alles, niet ondertekend, geen naam, niets. De straat zegt me wat – achter het stadhuis. Maar dat kan niet, denk ik, die hadden wel iets officiëlers achtergelaten. Tot ik dus voor de deur sta van inderdaad, de beschermdames en -heren van de politie zelf. Het hoofdbastion. ‘Goeienacht, ik heb dit gevonden op de plek waar mijn fiets stond.’ Ik laat de receptionist het vodje zien. ‘U zegt?’ Maar ze hadden hem wel.
De straatcrimineel van dienst had het verkeersbord van de paal gevezen en mijn fiets met slot en al erover gehaald, in volle Anspachlaan! Daar kijkt niemand nog van op, maar gelukkig kwam er toen aangereden, mijn en uw vriend, de arm der wet: ‘Aha, houd de dief!’ Fiets mee naar het commissariaat en de gannef achter de tralies. En dus die groezelige reminder voor de eigenaar van de fiets. Waarom hingen ze mijn fiets niet gewoon terug? En waarom konden ze dat verkeersbord niet weer aan die paal vijzen? Maar dat is voor een andere dienst natuurlijk, daar dienen de formulieren voor.
Drie champetters staan rond mij en mijn fiets wanneer ik met mijn sleutel het U-slot open klik. Ik zwaai nog dag en rij gezwind naar huis. In normale omstandigheden krijg ik het niet door mijn strot, maar bij deze, uit de grond van mijn hart: bedankt aan de flikken.